gecombineerde hypofyse-hormoondeficiëntie
mutaties in ten minste acht genen bleken gecombineerde hypofyse-hormoondeficiëntie te veroorzaken. Mutaties in het PROP1 gen zijn de meest voorkomende bekende oorzaak van deze aandoening, goed voor een geschatte 12 tot 55 procent van de gevallen. De veranderingen in andere genen zijn elk geà dentificeerd in een kleiner aantal beà nvloede individuen.,
de genen geassocieerd met gecombineerde hypofyse-hormoondeficiëntie geven instructies voor het maken van eiwitten die transcriptiefactoren worden genoemd, die de activiteit van vele andere genen helpen beheersen. De proteã nen zijn betrokken bij de ontwikkeling van de slijmachtige klier en de specialisatie (differentiatie) van zijn celtypes. De cellen van de hypofyse zijn verantwoordelijk voor het activeren van de afgifte van verschillende hormonen die de ontwikkeling van vele delen van het lichaam leiden. Sommige transcriptiefactoren worden slechts in de slijmachtige klier gevonden, en sommige zijn ook actief in andere delen van het lichaam.,
mutaties in de genen geassocieerd met gecombineerde hypofyse-hormoondeficiëntie kunnen leiden tot abnormale differentiatie van hypofyse-kliercellen en kunnen de productie van meerdere hormonen verhinderen., Deze hormonen kunnen zijn groeihormoon (GH), dat nodig is voor normale groei; follikel-stimulerend hormoon (FSH) en het luteïniserend hormoon (LH), die beide een rol spelen in de seksuele ontwikkeling en de mogelijkheid om kinderen (vruchtbaarheid); schildklier-stimulerend hormoon (TSH), die helpt met de schildklier functie; prolactine stimuleert de productie van moedermelk; en adrenocorticotropic hormoon (ACTH), dat invloed heeft op de productie van energie in het lichaam en onderhoudt de normale bloedsuiker en bloeddruk., De mate waarin deze hormonen deficiënt zijn is variabel, met prolactine en ACTH die de meeste variabiliteit tonen. In veel getroffen individuen, ACTH deficiëntie komt niet voor tot late volwassenheid.
De meeste mensen met gecombineerde hypofyse-hormoondeficiëntie hebben geen geïdentificeerde mutaties in een van de genen waarvan bekend is dat ze geassocieerd zijn met deze aandoening. De oorzaak van de aandoening bij deze personen is onbekend.