Johannes Brahms
in elk genre waarin hij componeerde, produceerde Brahms werken die nietjes van het repertoire zijn geworden. Zijn meest ambitieuze werk, het Duitse Requiem (1863-1867), is de enkelvoudige herinterpretatie van een eeuwenoude vorm door de componist. De vier symfonieën-weelderig gescoord, groots in omvang, en diep expressief-zijn hoekstenen van de symfonische literatuur., Brahms “concerto’ s zijn eveneens in een monumentale, quasi-symfonische stijl: de twee pianoconcerten (1856-1859 en 1881) en het Vioolconcerto (1878) vragen om solisten met een aanzienlijke technische vaardigheid en doorzettingsvermogen. Zijn kamermuziek behoort tot de meest gesofisticeerde en verfijnde van de romantische tijd; want slechts één voorbeeld: zijn werken waarin de klarinet is verwerkt (B.V. Het Trio in a mineur, Op. 114 en de twee sonates, op. 120), een instrument dat door zijn tijdgenoten grotendeels over het hoofd wordt gezien, blijven onovertroffen., Hoewel de pianosonate voor Brahms nooit dezelfde aantrekkingskracht had als voor Beethoven (Brahms schreef er drie aan Beethoven ‘ s 32), produceerde hij een volumineus geheel van muziek voor de piano. Hij toonde een bijzondere affiniteit voor variaties – met name op thema ‘ s van Schumann (1854), Händel (1861) en Paganini (1862-1863) – en produceerde ook een passel van nationale dansen en karakterstukken zoals ballades, intermezzi en rhapsodies. Gezamenlijk vormen deze een van de essentiële werkorganen in het rijk van de 19de-eeuwse toetsenmuziek.